Weerstandsvermogen

Het gemeentelijke weerstandsvermogen geeft de mate aan waarin gemeenten in staat zijn financiële tegenvallers het hoofd te kunnen bieden. Wil een gemeente dat kunnen, dan moet zij beschikken over een zekere mate van vrije ruimte binnen de begroting en/of de vermogenspositie. Deze vrije ruimte - ofwel buffer - wordt de weerstandscapaciteit genoemd.
In het BBV wordt het weerstandsvermogen aangegeven als de relatie tussen de weerstandscapaciteit en de risico’s. De weerstandscapaciteit bestaat uit alle middelen waarover de gemeente beschikt of op korte termijn kan beschikken om niet begrote kosten te dekken. Met de nota Risicomanagement en weerstandsvermogen 2016 is samenstelling beperkt tot de algemene reserve en de stille reserve (materiële activa).

Behalve het aanhouden van een financieel weerstandsvermogen zijn er andere manieren om de financiële gevolgen van risico's op te vangen:

  • Veel gebeurtenissen zijn weliswaar onverwacht, maar doen zich zo regelmatig voor dat over meerdere jaren bekeken vrij goed is aan te geven wat de financiële gevolgen daarvan kunnen zijn. Hiervoor reserveert de gemeente bedragen in de begroting of in voorzieningen.
  • Bij investeringsprojecten is het gebruikelijk dat in de kostenraming en het investeringskrediet een post voor onvoorziene tegenvallers wordt meegenomen.
  • Risico’s kunnen beperkt worden door het afsluiten van verzekeringen, bijvoorbeeld tegen brandschade aan gemeentelijke gebouwen.

De relevante risico’s voor het weerstandsvermogen zijn de risico’s die niet of onvoldoende op een andere manier zijn ondervangen. Deze risico’s kunnen een beroep gaan doen op de onderdelen van de weerstandscapaciteit.